Ik ben nu in
Ashabad, Turkmenistan. Vijf dagen geleden begonnen we, vol goede moed, aan het
traject van Baku tot hier. Vijf dagen zonder internet, maar dat was slechts een
klein ongemak (hoewel wat frustrerend). Het verhaal over de Kaspische Zee heb
ik zopas gepost, chronologisch omdat het mij op die manier het meest tekende
leek. Hieronder schets ik kort wat er in de voorbije drie dagen, op de route
Turkmenbashi tot Ashabad, zoal het nieuws heeft gehaald. Morgen zal ik wat
inhoudelijk duiden over de plaatsen die we bezochten.

Weet dat ik
vanmorgen geveld werd door de Centraal-Aziatische microbe, die diarree tot
gevolg heeft. Of dat te maken had met de landelijke keuken, met de plots
invallende hitte of met oververmoeidheid (ja, u leest juist!) is me een
raadsel. De eerste paar dagen op Turkmeens grondgebied bleef de temperatuur
best aangenaam, zo een 30°C, een zacht windje en heel droog. Eergisteren kwam,
zonder waarschuwing, plots de hitte opzetten: nevel-zwangere lucht, windstil en
meer dan 40°C.

De eerste dag
(zondag) viel nog best mee, al was het maar omdat we een aangenaam hotel hadden
in Balkanbat, om uit te rusten. De 320 kilometer lange tocht door de Karakom
woestijn was echter wel uitputtend, ook omdat de weg, meestal wat asfalt
gemengd met grint en onzichtbare putten, in uiterst slechte staat was. Door het
zand ploeteren in de 4×4 was dan weeral “fun”, maar de wagens dienden grondig
gepoetst bij aankomst. (In Ashabad kan je trouwens een boete krijgen voor een
vuile wagen).

Gisteren en
vandaag waren eigenlijk een hel, om vele redenen. De weg van Balkanabat naar
No-khur staat aangeduid als een hoofdweg, en verbindt het Noorden met het
Zuiden van het land. Echter was deze weg nog veel slechter dan wat we in de
woestijn hadden onder de wielen gekregen. Het was een lappendeken van
verschillende soorten asfalt, diepe putten (“potholes”, zoals in alle landen
met zware winters) en veelvuldige bulten. In tegenstelling tot de dag tevoren
werd er hier wel door de lokalen negentig per uur gereden! Soms reden we
gedurende kilometers achter mekaar in colonne (alles is hier in colonne, onder
leiding van een staatsgids met auto) … op de linker rijstrook. Af toe moest er
serieus worden geslalomd en op momenten was het vermijden van gaten onmogelijk.
Driehonderd kilometer van dat soort autoweg is moordend.

Tot slot kregen
we de beklimming naar No-khur: dertien kilometer verharde en uiterst stoffige
grintweg met veel grote stenen. Een half uur omhoog, maar toen we aankwamen
bleken we geen toestemming (meer?) te hebben om in de “homestay” te
overnachten! De gids besloot (om God weet welke reden) verder te klimmen, nog
tien kilometer over slechtere en steilere paden. We hielden halt op een mooi, glooiend
plateau, in een soort keteldal op 20
kilometer van de Iraanse grens. De laatste kilometers was de weg helemaal
verdwenen. Het was nu half negen ’s avonds. Daar kamperen bleek geen optie.
Terug naar beneden en, wonder boven wonder, mochten we nu wel overnachten in de
‘homestay’.

‘Homestay’ is
een familiehuis waar we met zijn negentienen in een aanvankelijk zwoel bijhuis
“palias parterre” deden. Na een kom rijst en een paar bananen (en wat wodka
tegen de microbe) was het tijd om … af te zien. Op de harde ondergrond was op
een zij slapen geen optie, mijn heupbeenderen protesteerden continue. Bij het
opstaan – om zes uur – was het dan zover: diarree. Mag ik er aan toevoegen dat
de sanitaire installaties ook niet van-je-datje zijn! Mijn hernieuwde
kennismaking met een landelijk toilet in een Turkmeens huis was een experiment
dat niet in alle opzichten een succes kan genoemd worden. (Uit welvoegliujkheid
zal ik daar niet verder op ingaan)

De rest van de
weg naar Ashabad, vanuit No-khur, was geen pleziertje. Ik voelde me gammel. Na
voorzichtig wat cola te hebben gedronken ging het in mijn ingewanden wat beter,
maar de hitte maakte van me een vod, flanellen benen incluis. De weg was wel,
naar inheemse maatstaven, in orde, zodat het schokken en schommelen achterwege
bleef. Maar de hete lucht die door al de vensters naar binnen stroomde was
ondraaglijk. Bij aankomst in het hotel heb ik me bij mijn teamgenoten
verontschuldigd en ben ik zonder veel omkijken naar de balie gelopen. Een
kwartier later nam ik een koude douche, en dan kroop ik onder de lakens. Na
drie uur voelde ik me wat beter. Inmiddels heb ik wat gegeten, en ben ik nu aan
het schrijven. Het zal wel loslopen zeker?

De reis zal wel
belangrijker zijn dan de bestemming!

Ashabad, 4 juni
2013