Ik was vroeg
wakker, de zon trouwens ook. Wat de zon betreft is dat rond half vijf. Sinds we
aan de andere kant van de Kaspische Zee vertoefden, is de tijd niet meer
aangepast, en dus blijft de zon vroeger opstaan naarmate we oostwaarts
vorderen. Wat mezelf betreft, wreef ik me de ogen uit om zes uur. De
lichtblauwe lucht en de snel stijgende gele bol brachten me terug in de tijd,
achtendertig jaar geleden, toen Gunther juist was geboren. Toen ging ik om zes
uur ’s ochtends slapen, op het balkon.

Samarkand is een reflectie van rijke
geschiedenis, vooral van de voorspoedige tijden in de veertiende en vijftiende
eeuw: de laatste bloeiperiode van een Centraal-Aziatisch Rijk dat zich
uitstrekte van Delhi in India tot Istanbul in Turkije, en van de Perzische Golf
tot (bijna) in Moskou. De man die dat bewerkstelligde is Emir Timour, ook
bekend als Timoer Leng of Timurlane. Uit de overdrijvingen van de gids moest
blijken dat deze veroveraar een volksheld is geworden.

Eén van de
nadelen van Samarkand t.o.v. Bukhara is dat de historische monumenten verspreid
liggen over de stad. Dat heeft tot gevolg dat er nogal wat transport nodig is
om die plaatsen te bezichtigen. Het enige vervoer is taxi. Voor toeristen
rekent men twee duizend som (één dollar) per rit en per persoon. De tarieven
voor toeristen en bewoners verschillen doorgaans met een factor tien, ook voor
de entrees (waar tevens een “fototoestel toeslag” dient betaald). In
vergelijking met de prijzen van 2010 (uit de gids) is alles inmiddels
verviervoudigd: overtreft de vraag het aanbod?

Wellicht het
belangrijkste monument is het Mausoleum van Timoer, dat op wandelafstand van
ons hotel ligt. De held, Emir en Khan werd negenenzestig (1336-1405). Als je de
ribben van de blauwe koepel telt, vind je er eveneens 69! We hebben dat niet
geverifieerd! Dit soort van numerologie is in deze streken zeer populair, tot
op de dag van vandaag. Tegen de zinderende blauwe lucht rijzen deze gebouwen,
in zekere zin strak en eenvoudig gehouden aan de buitenkant, harmonisch op met
de omgeving. Binnenin doen ze me denken aan de Moorse stijl in Spanje. De
“dôme” van het grafmonument, met een schitterende luchter, verwoordt tegelijk
het leven in de dood.

Voor diegenen
die door “dood” zijn aangetrokken, kan ik het Shah-i-Zinda aanbevelen. Daar
vindt men de “avenue of mausoleums”, uiteraard van minder belangrijke
personaliteiten dan de grote leiders (veelal familieleden), maar toch
indrukwekkend. De aanwezigheid van hedendaagse graven maakt duidelijk dat de
poort naar het hiernamaals hier reeds meer dan zevenhonderd jaar open staat.
Dit “dodenpaleis” is gebouwd rond het graf van een kozijn van Mohammed. Men
neemt aan dat dit het enige is, wat Genghis Khan niét heeft verwoest gedurende
zijn veldtochten.

Over Islam
gesproken: het komt me voor dat Turkije het meest islamitische land is dat we
hebben bezocht. Terwijl de mensen in deze streek grotendeels islamitisch zijn,
is daarvan in het straatbeeld evenveel te merken als van de christelijkheid in
onze contreien, niets dus. Ogenschijnlijk is het voor de leiders in
Azerbeidjan, Turkmenistan en Oezbekistan niet nodig om het volk rond godsdienst
te polariseren om hun macht te behouden of te vergroten (zoals dat – en het is
nogmaals gebleken in de voorbije weken – in Turkije onloochenbaar is). De
verscheidenheid in etnische oorsprong en taalvoorkeur worden evenmin misbruikt:
op dat vlak is alles peis en vree.

Het straatbeeld
in Samarkand is er één van rust en kalmte en, in het algemeen, van blijheid.
Curiositeit voor vreemdelingen vind je er eveneens. Iedereen, maar vooral jonge
meisjes en oude vrouwen, willen met plezier op de foto. En heel dikwijls
poseren ze er zelfs spontaan voor. Mij lijkt het evident dat de mensen van
Centraal Azië (technisch gesproken zijn dat Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan,
Kyrgistan en Kazakstan) zich verbonden voelen met Europeanen, meer dan met
Oost-Aziaten (Chinezen, Mongolen, en verder). Europeanen vormen trouwens ook
het overgrote deel van de toeristen, Fransen voorop. (In de groep speculeren we
dat de Fransen hier hun superioriteit kunnen tonen, zonder bang hoeven te zijn
dat ze op hun plaats gezet worden..)

Tot slot iets
over de mensen zelf: ze zijn kleintjes en dunnetjes, op enkele pacha’s en
madronnes na. Ik verbaas me keer op keer over de flinterdunne benen van de
vrouwen. Toegegeven, ze zijn klein van gestalte, smal en licht gebouwd , maar
toch lijken ze op korte, dunne steltjes te lopen die ieder op moment kunnen
barsten, of breken. Blond haar is uit het straatbeeld helemaal verdwenen. De
Mongoolse genen hebben op dat vlak gezegevierd. Blauwe ogen, die in
Turkmenistan niet schaars waren, zijn in Oezbekistan op darwinistische wijze
weg geselecteerd. Zonder in de diepte te hebben gepeild, lijkt deze samenleving
een degelijk evenwicht hebben gevonden met de economische werkelijkheid en de
geografische eigenheden. Dat de kinderen voor de katoenpluk verplicht met
vakantie worden gestuurd, past niet in dat beeld, en dus blijft er deel van wat
er zich in dit land afspeelt, verborgen achter de donkerogige lach van zijn
mensen.

Als slaapmutsje
nog dit: geld wisselen op de zwarte markt is een belevenis. Doorgaans wordt
deze business bedreven door jonge gasten met plastieken zakken, die in groepjes
bij mekaar staan. Het bieden op zich is zoals een parket op een beurs waarbij
het om procentjes gaat. De officiële koers is vandaag 2100 som voor één dollar.
Twee dagen geleden in Bukhara was de zwarte koers 2300 à 2400. Gisteren aan het
pompstation hadden we in feite 2000 moeten betalen. Vanavond circuleerden er
geruchten over 2700. Na enkele minuten gepalaver met twee concurrenten kregen
we inderdaad 2700. Het verrassende was dat de pakjes van 100000 som vanuit het
dichtstbijzijnde stalletje naar de “frontman” vlogen, bij mekaar gehouden door
rekjes. In Oezbekistan vliegt het geld letterlijk door de lucht! En tellen
maar…

Morgen trekken
we naar Tasjkent, een relatief nieuwe Russische stad in een eeuwenoud land.

Samarkand, 11
juni 2013