Als deze reis
een rally was, dan zouden we het vandaag, woensdag – namen van dagen verliezen
hier hun betekenis – een verbindingsrit genoemd hebben. Natuurlijk is het geen rally,
hoewel er wel één auto twee keer door de politie werd gestopt voor overdreven
snelheid. Het was de auto van de meisjes, waarin ook de Oezbeekse gids had
plaats genomen. Hij heeft de boetes weggepraat.

Het moge
duidelijk zijn dat er tussen Samarkand en Tasjkent niks te zien is buiten wat
katoen- en tarwevelden, wat verloren dorpen en, in de zuidelijke verte, sneeuw
op de toppen van de hoogste bergen – die van Tadzjikistan.

Wat er wel nog
bezienswaardig genoemd kon worden, waren twee houten plakkaten langs de weg in
de vorm van politiewagens, met hun specifieke kleuren incluis. Het is pas als
je honderd meer ervan verwijderd bent dat je merkt dat het namaak is. Geen
geweldig idee voor de tewerkstelling, maar wel kosten besparend, en effectief.
Wat betreft tewerkstelling kan men hier niet klagen: om de twintig kilometer
staat er wel ergens een zwaar bemande politiepost voor controle. Op die
plaatsen verschijnt er een wachthuis en is, zonder pardon, de weg opgebroken,
zodat je er stapvoets door moet.

Een twintigtal
kilometer voor Tasjkent hebben we ook de Syr Darya overgestoken. Deze rivier,
die in het Tien Shan gebergte ontspringt, en in het Aral meer uitmondt
(tegenwoordig slechts mondjesmaat, wegens dammen voor irrigatie), vormt de
noordelijkste grens van de veroveringen van Alexander de Grote. Ze werd in die
tijd Jaxartes genoemd, en is altijd van levensbelang geweest voor het leven in
deze streken. Met deze oversteek heb ik nog een bolletje in mijn “Alexander to
see” boekje zwart gemaakt.

Tasjkent zelf
is een grote, doch aangename stad (te warm voor mij, uiteraard) van bijna drie miljoen
inwoners. Zij is gebouwd door de Russen, die eraan begonnen in de 19de
eeuw. Omdat elke stad van één miljoen inwoners in de Sovjettijden, onder het
communistisch bewind, bij decreet een metro moest hebben, is die in 1977 in Tasjkent
gebouwd. Net als in Moskou, zijn de stations netjes aangekleed met kunstige
versieringen. Waarom er niet mag gefotografeerd worden is dan weer een
onopgelost raadsel.

Sinds de
onafhankelijkheid (’91) heeft men het “Independence Square” uit de grond gestampt.
Badend in groen en heel veel bloemen, mag het er zeker zijn. In tegenstelling
tot bv in Azerbeidjan en Turkmenistan, vindt men in het straatbeeld geen portretten
van de president, Karimov. Wel is elk monument van één van zijn spreuken
voorzien. De monumenten zelf beelden altijd iets uit rond moeder en, dikwijls,
kind. Zo is, zeer opvallend, het monument van de “onbekende” soldaat in feite
een sculptuur van een in-trieste moeder, gebeeldhouwd achter de eeuwige vlam. Ernaast
werd een mooi, ingetogen gebouw opgetrokken in oude stijl voor de
honderdduizenden soldaten uit Oezbekistan die in de tweede wereldoorlog zijn
gesneuveld. Al hun namen zijn gegraveerd, per provincie, in vergulde ijzeren
bladzijden die als boeken in de muren hangen… Impressionant toch wel.

De tweede dag van
ons verblijf in deze “Garden City” zijn we begonnen met een bezoek aan de
“Kamer van Koophandel”: een delegatie van vijftien Vlamingen was op het appél. De
ontvangst werd verzorgd door een mevrouw die tevens de relatie onderhoudt met
de Waalse overheid en de Vlaamse (in casu het FIT). Haar naam was, misschien
toevallig, Karimova. De grote zaal, met ovalen tafel voor veertig man, was
voorzien van alle “oren en poten” qua meubilair, presentatie infrastructuur, en
klank en licht. Tot onze grote verrassing nam er slechts één man plaats langs
de kant van de Oezbeekse vlag, geflankeerd door twee jonge dames (die niet
direct van plan waren om iets anders toe te voegen dan ‘entourage’). De gedetailleerde
inhoud van het één uur durende gesprek zal ik jullie onthouden: het was vooral
interessant wat betreft alles dat niet gezegd werd. Na de obligate groepsfoto
werd de vergadering gesloten.

Terwijl het
gros van onze al dan niet gepensioneerde ondernemers met Laurent naar een
(echte?) business meeting vertrokken, had ik een afspraak met onze gids,
Dostan, om een lens voor mijn camera te zoeken. Een Belg die reeds zeven jaar
in Tasjkent woont, wist me te vertellen dat er in de stad alvast geen Canon
winkel was gevestigd. Hij vermoedde dat ze met mij naar de “elektronica markt”
zouden trekken. Hij had juist geraden!

De markt was
een allegaartje van winkels en standjes vol elektrische apparatuur: van
smartphones tot air conditioners en koelkasten. Dostan begroette één van zijn
talrijke vrienden op de traditionele manier (zoals Karzai Obama begroet, haha!)
Volgens die vriend was er slechts één winkel waar een passende lens kon
gevonden worden. In die winkel zwaaide een zelfzekere juffrouw van een jaar of
dertig de plak aan de “camera toog”. Dezelfde lens als mijn defect model had ze
niet. Rondbellen dan maar; zonder resultaat. Ze had wel een echte en prachtige
high-end Canon lens voor een slordige $1070. Ze geloofde slechts traagjes dat
ik die som niet wou betalen. (In België kost de lens wellicht meer dan duizend
Euro). Ze had nog een andere, maar die zat vast aan een camera. Het was een
telezoom van 17mm – 135mm. De prijs die ze vroeg was aanvaardbaar, maar het
moest in cash worden afgedokt.

“De muur” is in
Tasjkent niet gekend. Je kan wel geld krijgen via een kredietkaart in de bank,
met paspoort – aan de officiële koers. Ik stelde voor om terug naar het hotel
te gaan, waar nog wat dollars lagen. Dostan vond een taxi, een zeer oude Lada
met kwikkelende voorzetel. De jonge chauffeur reed barvoets, met zijn linkse
dikke teen stevig om het pedaal van de koppeling gekromd. Het dashboard hing
vol met Barcelona schildjes: altijd dankbaar om vrienden te maken. Ook
Manchester en Liverpool waren ok, Cristiano Ronaldo was een stoeffer, Messi een
fantastische gast en Chelsea … “beik, Abramovich, weet je!

Heen en terug,
geld tellen (dollars tellen ze even handig en snel als Oezbeekse som, maar het
duurt niet zo lang). Dostan bracht me terug naar de hoofdstraat en stopte een
taxi, geen gele “wettelijke” wel maar een gewone kleine auto die me wou
vervoeren, voor 4000 som. De man nodigde me uit om vooraan te komen zitten,
naast zijn krukken. Het was de eerste “automatique” die ik in vijf weken te
zien kreeg. Na honderd meter ging hij aan de kant staan, om me een stuk krant
te tonen: Belgya 1-0 tegen Serbia. Lees maar, zei hij. Nog wat later begon hij
over zijn carrière als voetballer en tenslotte wees hij op zijn linkerbeen, dat
afgezet was tot juist onder zijn heup. Hij bleek ook meegedaan te hebben in de
Paralympics, bla-bla-bla. Toen we aan het hotel kwamen vroeg hij me of ik Euro’s
had. Ik antwoordde van niet, dollars wel. Of hij dan vijf dollar (=10000 som)
kon krijgen voor de rit? – en hij wees op zijn been. Ik schudde van neen. Toen
ik uitstapte gaf ik hem de vier duizend som, plus één dollar, als souvenir,
voegde ik eraan toe. Hij lachte en gaf me de krant.

Tasjkent, 13
juni 2013