Vandaag hebben
we de droogte en, zo blijkt vanavond, ook de hitte achter ons gelaten. Het is
nu half elf en 14°C in Andijan, Zuidoost Oezbekistan. Acht jaar geleden was
deze stad het toneel van zeer zware onlusten met honderden doden. Bij aankomst
deze namiddag lag de stad eveneens overhoop: overal tegelijk waren er werken,
en de andere straten waren eigenlijk een verzameling van putten met hier en
daar wat platte stukjes.

Maar goed, we
verblijven nu in het hotel “Elita”. Zoals de naam impliceert is het niet
slecht; mijn kamer is groot (zes meter op vier), met twee ledikanten aan de
twee muren, en verder nog bemeubeld met allerlei Sovjetstijl, oud meubilair.
Tussen twee vensters stroomt er warme lucht naar buiten en koele naar binnen.

De rit van Tasjkent
naar Andijan is voorspoedig verlopen, zij het met wat verwachte en onverwachte
moeilijkheden. Onder de eerste categorie ressorteert de zoektocht naar diesel.
Uit verschillende bronnen hadden we vernomen dat zelfs in Tasjkent diesel een
schaars goedje was geworden. Dat heeft blijkbaar te maken met het feit dat de
raffinaderij in Bukhara vorig jaar is uitgebrand. Er wordt hier intussen zelfs
diesel verkocht langs de weg in cola en fantaflesjes, a rato van één dollar
voor een flesje.

Dat alles
betekende dat we meer dan een half uur door de stad moesten laveren om een
tankstation te vinden met diesel, om juist te zijn met “goede” diesel want
blijkbaar wordt er hier en daar water bij gekieperd! Uiteindelijk vulden we ons
tanks en jerrycans aan de redelijke prijs van anderhalve dollar per liter. Zo
waren we goed voor meer dan zes honderd kilometer autonomie.

Na deze “ommegank”
kwam het echte werk: om in de Fergana Vallei te geraken moesten we door en over
de uitlopers van het Tien Shan gebergte. Op de kaart stond de pas gemarkeerd
als 2200m hoog. Bij het binnenrijden van het gebergte moesten we onze auto
laten registreren door de politie. Dit was ook de eerste keer dat er goed
bewapende militairen bij te pas kwamen. De overheid houdt hier duidelijk een
oogje in het zeil.

De weg naar
omhoog was heerlijk, met oker en groen, ondersteund door wat smaragd gekleurde
meertjes. Sinds enkele tijd zijn er ook twee tunnels geopend, waardoor we het
laatste stuk naar de top letterlijk links lieten liggen. Aan de andere kant
begon het onverwachte: een enorm zwaar onweer. Dat is in de bergen altijd een
belevenis maar in dit land, op deze bergen, met deze chauffeurs en met de
tropische regen nam het wat hallucinante vormen aan. Mijn twee collega’s lagen te
slapen toen het schouwspel begon.

Het is
onmogelijk te beschrijven in enkele woorden en ik heb geen tijd voor vele
woorden (morgen moet ik vroeg paraat zijn om de grens over te steken). Stelt u
zich gewoon een redelijk brede weg voor, nogal ongelijk en her en der een put,
waarover water in beken naar beneden stroomt. Op deze neerwaartse weg zijn er
helemaal geen wegmarkeringen en de meeste auto’s rijden zonder lichten.
Gelukkig was op en af gescheiden door een muurtje. Na een tiental minuten begon
het dan te hagelen (knikkermaat), terwijl de modder van de steile hellingen
langs de weg naar beneden gutste. Toen we, een half uur later, beneden waren,
werd het rustiger en, god zij dank, veel koeler.

De zon hebben
we sindsdien niet meer gezien, maar dat is niet zo erg. Morgenvroeg is ze
helemaal terug, zegt het weerbericht. De volgende twee dagen zal er wellicht geen
nieuws zijn, aangezien we in de bergen, in yurten of tenten, slapen – stil,
zonder internet.

Andijan, 14
juni 2013