Gebeurtenisloos en lang, zo wordt het traject Passau-Belgrado
in het “Roadbook” beschreven. En of we toch niet een half uur vroeger zouden
vertrekken? In Belgrado hebben we immers om 19u30 een avondmaal gepland met een
professor nederlandistiek, die één en ander Servië zal toelichten. Bij het
vertrek zie ik dat we vandaag de dertiende zijn. Maar ’t is maandag en geen
vrijdag.

’t Is gelukt, het vroeger vertrekken. Alvorens de
heuvels van Karinthië in het zicht komen hebben we al veel andere heuvels
gezien, glooiend en groen. En ook wat karig afgelijnde vlaktes, eveneens groen.
Slovenië brengt veel van hetzelfde. De Kroatische grens is evenmin een echte gebeurtenis.
Het is ons vijfde land maar de eerste grens. En binnenkort kan je ook daar de
grens niet meer over: het wordt dan een stippellijn in de EU.

Terwijl de dorpjes, tegen de nijdige noordenwinden
beschermd door de flanken van een oost-west lopende heuvelrug van meer dan
honderd kilometer lang, er wat magerder en slapender bijliggen, of staan, wordt
de verveling slaapverwekkend. De nieuwe autoweg van Zagreb naar Belgrado
versterkt het gevoel.

Te midden al dit ingedommeld groen, dwalen de
gedachten naar de oorlog. De corridor waarin we ons voorthaasten, scheidt in
feite Slavonië van Bosnië. De namen op de kaart doen nog nahuiveren: Vukovar,
Banja Luka, Tuzla en Srebrenitsa, ook Sarajevo. Oorlog blijft onvoorstelbaar
zolang je het niet hebt meegemaakt en dat is hier in deze namiddagse vredigheid
niet anders.

En dan, … een schot voor de boeg: een witte wolk
stijgt op vanonder onze motorkap. STOP. Aan de kant. Alexander, de chauffeur
van dienst, doet het in een oogwenk. Na enkele minuten vermindert het dampen.
Het lijkt allemaal stoom te zijn. Terwijl Jean de gevaren driehoek vakkundig
100m achter ons “ontplooit’, openen we voorzichtig de motorkap. Behalve veel
nattigheid is er weinig aan te zien. Omdat we zowat aan de kop van de
langgerekte groep rijden, stoppen onze reisgenoten één na één.

We bellen naar onze garagist in Aalst. We zijn door
hem getraind in de diagnostiek, maar langs een holder-de-bolder autostrade
schiet daarvan niet veel over. Wachten, water in gieten en kijken wat er gebeurt, dat is zijn advies. Aanvankelijk gebeurt er niets: de motor draait en het water
loopt nergens uit. Na nog meer zoeken wordt het duidelijk: een scheur van vier
centimeter bovenaan een afdekkingskap in hard plastic waaruit water borrelt.

Denken zoals in Afrika wordt gezegd. Dat betekent
bricoleren. De handige handen van Antoon, Peter en Joris brengen een pakketje “Duct
tape” (ook wel Duck tape genoemd) aan op de lekkende plek. Gelukkig hebben onze
container met water voor het vertrek thuis gevuld (de jerrycan voor de diesel
is nog splinternieuw en leeg). Opvullen en langzaam weg wezen. En de motor
temperatuur in het oog houden.

Inmiddels had ik ervoor gezorgd om bij Europe
Assitence reeds een dossier te openen. Hoe dan ook zou dit op één of andere
manier in Belgrado, nog 250 km ver, deftig moeten hersteld of vervangen worden.
Al die tijd, toch wel een uurtje, staan we geparkeerd naast een klein kerkhof.
In de gehele omgeving staan er twee huizen. Zou dit nog een restant van de
oorlog zijn? Zelfs in de dood is er niet veel rust want er zijn geen muren,
noch bomen rond dit kerkhof dat zomaar open en bloot op twintig meter van de
autoweg ligt.

Alles loopt op wieltjes, gesmeerd en zonder zichtbare
stoomproductie. We rijden nu in “colonne”. Vlak voor de grens met Servië moeten
we tanken. Bij het stoppen begint het terug te walmen voor onze neus. De duct
heeft het begeven en het water is min of meer al “opgesoupeerd”. De ingenieurs
in de groep zetten nu de grote middelen in: speciale lijm; houten blokjes en duct
tape. Een reparatie van een uur. Intussen wordt in Belgrado al gezocht naar een
specialist in het herstellen van radiatoren.

Op de autoweg rijdt de groene Toyota voorbeeldig
rechtdoor, gekoeld door de wind. Zal hij ook in de stad nog draaien of gewoon verdampen?
Het is een lang verhaal maar we halen het. We vinden zelfs het hotel – zonder
gps. Om acht uur staat het machien geparkeerd op de binnenkoer van het hotel.
En twintig minuten later zitten we op een kramiekele restaurant-boot op de
Sava, met de professor.

Morgen moeten we naar Sofia. In de voormiddag wordt de
radiator “gelast”. Dat is het plan. Terwijl ik dit schrijf realiseer ik me dat
er bij het vertrek in Passau een zwarte kat over de weg liep.

Belgrado, 14 mei 2013