Jullie vragen jullie af waarom er reeds enkele dagen
geen vervolg is verschenen? Lees voort en het wordt zonder twijfel duidelijk.
We nemen de draad terug op bij het vertrek uit Sofia.

Pas ’s morgens werd ik me bewust van het spartaanse
karakter van mijn Bulgaarse loft. Ze gaf zelfs uit op een dakterras – rommelig
en ontoegankelijk. De tijd was ook voorwaarts gesprongen en de douche was niet
sterk genoeg om de wolken om mijn hoofd op te lossen.

Het Roadbook voorzag 580km en 6u20. Het leek me wat
optimistisch, niet alleen omdat ik me Istanbul niet als één grote boulevard kon
voorstellen (tot aan ons hotel in het oude centrum van de stad, Sulman Ahmet,
nog wel!?). Bovendien moesten we tussen Plovdiv, in Bulgarije, en de Turkse grens
niet alleen een rode weg verslinden, maar eveneens een stuk “gele”. En niemand
had er een idee van wat die categorie inhield. We reden de vergrendelde
openlucht garage uit om 8u15.

Het Roadbook konden we meteen vergeten: onze eerste
stadsfile – meer dan 60 minuten om op de autoweg te geraken – was een feit, te midden
van walmende, wasemende bussen en vrachtwagens. Het landschap tussen Sophia en
Plovdiv, in het zuidoosten, is een streling voor het oog: langgerekte,
breedgekuipte keteldalen, voldoende gevuld met bomen, struiken en vee om niet
vervelend te worden; en zelfs een handvol mensen met tractortjes uit de
vijftiger jaren. Aan de zuidwestelijke horizonten werd het vergezicht ingekaderd
door de besneeuwde toppen van het grensgebied met Macedonië.

Op de landkaart – noem me maar conservatief – had ik
gezien dat er rond Plovdiv een drietal gele wegen mogelijke invalsroutes waren
om naar de rode hoofdbaan te rijden. Mijn co-rijder was naast me in slaap
gevallen. Aangezien nieuwe technologie niet moet gebannen worden uit een modern
avontuur, schakelde ik de gps in. Tot mijn verbazing gaf die aan om nog 40km op
de autoweg te blijven (richting Zwarte Zee). Kaarten zijn soms niet up-to-date
wat betreft autowegen; ik besloot door te rijden.

Toen “het wijze machien” suggereerde om de autostrade
te verlaten was het duidelijk dat we waarlijk in de patatten terecht gekomen
waren. Elke stukje asfalt of beton had het gevecht tegen aarde en stenen
verloren, elke weg was een “kakkewalk”. En de gps? Hopeloos. Op sommige
momenten stuurde hij ons een bepaalde richting op, om tien seconden later leuk
te zeggen “maak een U-bocht!”. In één van de weinige kleine dorpjes vroegen we
twee jonge Bulgaren de weg naar Istanbul en ze gebaarden allebei met radiaal zwaaiende
armen “altijd rechtdoor”. Daarna hebben we de gps het zwijgen opgelegd en zijn
ogen dichtgeknepen. Op de kaart en op de zon zijn we in zuidoostelijke richting
blijven rijden … tot aan de rode weg! Oef!

Die veranderde na een dertigtal kilometer weerom in
een heerlijk-lege autostrade. Op het einde daarvan zagen we twee vlasroute-wagens
aan een leuk-ogend tankstation rusten. Het was een aangenaam weerzien, in de rustige,
luwe schaduw. Onze collega’s moesten wachten op de anderen (allemaal verloren
gereden), omdat passagiers moesten worden gewisseld. Immers, aan de Turkse
grens moest de eigenaar zelf de op zijn naam ingeschreven wagen besturen.

Na wat vocht en voedsel zette de groene HiLux zijn weg
voort. Alles leek relatief voorspoedig te verlopen, … ware het niet dat we na
enkele kilometer een vreemd geurtje opvingen! Dezelfde geur als in Kroatië!
Stoppen en controleren dus. Hier “in den absoluten blet” radiatorpanne hebben,
dat zou pas echte klxterij zijn!? Bleek dat er inderdaad terug wat waterdamp uit
kleine gaatjes rond de reparatie borrelden. Nochtans hadden we blijkbaar nog
niet veel water verloren. Er zat niets anders op dan door te rijden en
tenminste de Turkse grens – nog twintig kilometer verderop – te halen.

Het is ons gelukt. Eerst de Bulgaar die Frans sprak en
hartelijk lachte toen we antwoordden dat we naar Shanghai op weg waren. Daarna de
vier Turkse controles: paspoort bij het binnenrijden, papieren van de wagen,
controleren van de bagage (ging snel bij ons) en tenslotte opnieuw paspoort bij
het verlaten van de controlepost. “Istanbul, here we come!”, al is het nog
250km en houden we ons aan een snelheid van 90km/h om de temperatuur van het
water zo laag mogelijk te houden.

Glooiing na glooiing, alles groen en ordentelijk,
voorspoed en dynamiek: dat is het verhaal van Edirne tot aan de buitenste
stadsgrens van Istanbul, waar georganiseerde stenen alles bedekken, overwoekeren. Om kwart na
vijf bevonden we ons op een hoofdweg naar het centrum, zeggen en schrijven zes
kilometer van ons hotel. Tijd om de gps nog een kans te geven want met zestien
miljoen inwoners op een oppervlakte vergelijkbaar met Vlaams-Brabant is missen
zeer menselijk.

Over het gedrag van de Turkse weggebruikers zal ik
morgen uitwijden. Het weze gezegd dat we, na het nieuwe falen van de dure gps
(een geavanceerd exemplaar van €600) en mede dank zij padvinderij van mijn twee
compagnons, om 19u10 op de parking van het hotel stonden. We waren tweede
geëindigd in deze onaangekondigde rattenkoers.

En om half acht wachtte de bus om iedereen naar een
diner te brengen waar we waren uitgenodigd door een tiental Turkse zakenmensen – zonder alcohol.
Relax is anders.

Istanbul, 17 mei 2013