Tenminste sinds 1992 is Georgia “on my mind”. Dat was
het eerste jaar waarop ik voor een bedrijf in Atlanta aan de slag ben gegaan.
En nu stond ik in Istanbul met maar één doel voor ogen: tijdig, en zonder
ongelukken, in Georgië aankomen om de groep te vervoegen.

Donderdagmorgen vertrokken we per taxi met onze
radiator naar de Toyota garage. In vogelvlucht is het nauwelijks een kilometer
ver, maar in de praktijk van het Istanbulse spitsuur wordt het gauw vijftien
minuten. Na een half uur was de laatste twijfel weggenomen: de radiator
“paste”. Met de nodige zin voor commercie stelde de garage nog een aantal
‘aanpassingen’ voor. Na overleg met onze garagist in Aalst hebben we ze
weggewuifd. We wilden weg, nu, vertrekken! De factuur maken duurde een vol uur en
inmiddels hadden ze (blijkbaar naar Turkse gewoonte) de wagen van binnen en van
buiten schoon gemaakt. Na het betalen van de rekening (€70, wat we als een
meevaller beschouwden), wenden we de steven, naar het Oosten.

Het was middag, verre van het spitsuur. Toch duurden
de eerste dertig kilometer een vol uur, een uur van concentratie op de grote
aders rond het hart van Istanbul. Ik keek niet om, hoewel de stad mijn
originele opinie, na zeven dagen observatie en onderdompeling, op vele vlakken
had uitgediept en verbeterd. Istanbul is ongetwijfeld één van de echte, grote
wereldsteden.

Uiteindelijk hadden we beslist om de “directe route”
te nemen. Ik verklaar me nader. Naar Trabzon zijn er twee routes: één via
Ankara en één (200km korter) via het noordelijke binnenland van Anatolië (voor
de specialisten, via Gerede, Kursunlu, Osmançik). De opinies over de “snelste”
route bleken zeer verdeeld. Weinige mensen, zelfs weinige vrachtwagens, maken
deze trip. Nogmaals werd het ons duidelijk hoe immens groot en onbekend dit (binnen)land
was, zelfs voor Turken.

Na meer dan 300km autoweg, maakten we de afslag naar
Gerede, richting Samsun, een badstad aan de Zwarte Zee (op een goeie 300km van
Trabzon). De radiator deed het pico bello. Geen enkele kaart, noch de Turkse
TomTom, gaven ons enige indicatie van de kwaliteit van de weg doorheen dit
geaccidenteerd reliëf dat, aan de noordkant en met toppen tot twee duizend
vijfhonderd meter, ons over meer dan driehonderd kilometer scheidde van de
Zwarte Zee. Ons minimumdoel was om tegen het vallen van de avond Samsun te
halen. Gelukkig zijn de Turken erin geslaagd om, in minder dan drie jaar, de weg
over quasi de gehele afstand om te toveren van tweerichtingsverkeer tot een
eenvoudige gescheiden weg met twee stroken “op en af”. Weinig verkeer, een
aangename temperatuur, groene en afwisselende omgevingen, een gesloten en licht
wolkendek zorgden voor perfecte rijcondities. Samsun was duidelijk binnen
schootsafstand.

Bij valavond – bijna een uur vroeger dan de dag
tevoren omdat we zeven honderd kilometer naar het Oosten waren opgeschoven,
bereikten we de omgeving van Samsun. Een recente tunnel van een paar kilometer
en de kleur van de wegen op de kaart deed ons vermoeden dat we bij licht de
stad zouden binnenrijden. Helaas, het laatste stuk was onder constructie en een
doodsgevaarlijk traject. Mijn tien jaar jongere compagnon had al zijn kunde,
concentratie en gezichtsscherpte nodig om ons veilig tot op de kustboulevard te
brengen. Met veel moeite vonden we een hotelletje langs de baan. Niemand achter
de balie verstond ook maar één woord Engels of Duits. Uiteraard was ons Turks
er ook nog niet op verbeterd!)

Het was negen uur. Voortrijden dan? Ja. Tien
kilometer verderop, om half tien, aan onze rechterkant, zien we “Airport Resort
Hotel”. De parking is verre van vol. De man achter de balie ontvangt ons
vriendelijk, doch spreekt enkel Turks, evenals zijn klusjes-assistent. Op een
bord hangt “single” 90 TL (ongeveer €40 per nacht). Hij heeft nog kamers vrij,
schrijft 150TL op een briefje en steekt twee vingers op. Pakken! De kamer was
juist goed genoeg en naast een spiegelblauw zwembad (Resort?) bereidde de kok
vlug wat kebab, met rijst, friet en wat gegrilde groeten – voor een habbekrats.
Er was zelfs Wifi – helemaal gratis!

De volgende morgen draaiden we uit de parking rechtsaf
om 6u20 om onze oostelijke weg te vervolgen, echter niet nadat ik het water had
gecontroleerd. De eerste kilometers vlogen voorbij; binnen een half uur zouden
we voor het eerst de Zwarte Zee in het vizier krijgen. Naarmate de tijd
verstreek waren er meer Turken opgestaan, en werd het merkelijk drukker in de
steden, verspreid langs de zuidkust van de zee. Nergens waren er zandstranden
te bespeuren, meestal wat keien of gewoon verwilderd gebied. Het was duidelijk
dat Turkije geen schaarste had aan kuststroken met “zicht op zee”!

Na een paar uur stoppen we voor een rood licht, één
van de vele. Alexander zwaait naar een man aan de kant van de weg. Hij zwaait
terug, steekt de straat over en vraagt of hij mag meerijden. Ja, naar waar?!?
Trabzon, antwoordt hij en neemt plaats op de achterbank. Hij blijkt een
politieman te zijn – bij nader toezien, voorzien van pistool. Trabzon was nog
zeventig kilometer verder… Na wat pogingen langs beide kanten, kwamen we tot
het besluit dat hij niet meer dan twintig woorden Engels sprak. (Dat is veel
meer dan vele Turken, zeker in dit landsdeel). Jean-Marie Pfaff waren de enige
Vlaamse woorden die hij machtig was. We gebruikten ze om de banden meer aan te
halen. In Trabzon vroeg hij niet om te af te stappen. Tegen elven kregen we redelijke
wat honger (want we hadden ’s morgens slechts droge koekjes uit het
noodrantsoen gegeten). Terwijl ik me begon af te vragen hoelang hij nog aan
boord zou blijven, zei hij plots “Ten kilometer”. Ver voorbij Trabzon sprong
hij uit de wagen en stak hij, duidelijk voldaan, de weg over.

Los van een bekeuring voor te hoge snelheid met
Alexander aan het stuur, en een korte stop voor lunch (lap vlees, cola’s, sla
en rijst), maalden we de laatste tweehonderd kilometers af tot aan de grens.
Terwijl het verkeer zeer spaars was, hadden temperatuur en vochtigheidsgraag een
grote spong naar omhoog gemaakt. De vochtige hitte woog op mens en land – en
auto. Ik stelde terloops vast de dat temperatuur van ons flessenwater hoger was
dan die van het douchewater in het Resort Hotel, bij het opstaan.

Na meer dan vijfhonderd kilometer naast de Zwarte Zee,
bereikten we de grens. Passagiers moesten uitstappen en te voet de grens
oversteken, zo een vijfhonderd meter stappen. Bij de Turken ging alles vlot,
bij de Georgiërs iets minder. Trucks, bussen en enkele personenwagens wriemelden
op een kleine, bochtige ruimte voor het volgende plaatsje in de rij. Na de
paspoortcontrole van de Georgiërs kwam er een jong ‘broekje’ naar ons en vroeg
om de koffer te inspecteren. Onze koffer (zonder de bagage van Jean en
Alexander) ligt bomvol met allerlei “spul”. Hij begint met een gekreukelde,
plastic zak vol reserveonderdelen. Dan wijst hij naar mijn bagage. Terwijl ik
ze begin open te maken, komt een meer ervaren douanier een kijkje nemen. Hij overschouwt
het overdekte slagveld en vraagt “All food and clothes?”. Dat was een
verstandige vraag. Ik wijs naar de bruine zak met onderdelen en zeg “for the
car” en gebaar breed naar de rest en zeg “yes, clothes and food”. Niet zonder
blijk van gezag zegt hij “OK”. Oef, een uur gespaard.

We zijn in Georgië, nog vierhonderd kilometer van
Tbilissi. De diesel kost hier, vergeleken met Turkije, slechts iets meer dan de
helft, namelijk één dollar per liter. (De Lari is de officiële munt maar de US$
is meer gegeerd). De pompbediende, een goedlachse en rondbuikige dertiger, begint
een conversatie in het Engels maar dat vlot niet. Hij zegt dat hij beter
Russisch kent. Ik niet, maar we kunnen het proberen… De eerstvolgende
woordenvloed gaat aan mij totaal verloren. Bij zijn poging om het trager te spreken
(en te articuleren), lukt het beter. De taal blijft ook in dit land een
probleem: er zijn slechts weinig mensen die iets anders dan Georgisch kennen.
Voor de lezers die in het heel speciale Georgische geschrift geïnteresseerd
zijn, verwijs ik graag naar Wikipedia of andere Internet sites.

Zes uur zou het duren om Tbilissi te bereiken. Het was
verre van een sinecure. Ik stel voor om daar morgen wat over te vertellen!
Vandaag was het hier bijna de ganse dag bewolkt, hoewel aangenaam warm. Voor
een welverdiende recuperatiedag is dat hoogst welgekomen!

Tbilissi, 25 mei 2013

P.S. In ons “Airport Resort Hotel” in Samsun had ik een wc waarbij ik een vraag heb. Heeft er iemand een idee waarom er een “bruine tut” op de binnenkant dan pot staat?