Alvorens wat
nabeschouwingen te geven over Georgië, vertel ik eerst het einde van het grote inhaalmanoeuver.
Na een half uurtje hadden we de grensovergang achter ons gelaten.
Tegelijkertijd zetten we onze klok een uur vooruit. Wanneer we in Alma Aty arriveren,
zullen er nog enkele uren aan toegevoegd worden.

Bij het eerste
dorp op Georgische grond kan men op geen enkele manier negeren dat dit land een
heel andere sfeer ademt. Wat mij betreft is dat niet omdat de halve maan op de
torens vervangen is door kwadraatskruisen, wel door de algemene indruk. Die
indruk is in de eerste plaats intuïtief maar een innerlijke ondervraging
daaromtrent bevestigt de waarneming met rationele bevindingen: de orde is weg,
de beschavingskleuren zijn zeer geschakeerd, de mensen lijken niet haastig, het
verkeer is chaotisch… Kortom, dit is aanpassen.

Na het tanken
begon de pret pas echt. Ik heb er tot op dit moment geen idee van hoe de dure
GPS systemen het in Georgië voor onze collega’s hebben gedaan. Onze TomTom was
nu waardeloos want er bestaan geen digitale kaarten. Voor we het wisten waren
we ergens in Batumi: het was overduidelijk niet de “prestige”-kant van de stad
(die aan zee ligt). De armoede en de chaos die ons heer confronteerde (en
confronteren kan men letterlijk nemen), zou gedurende de volgende zes uren quasi-onontkoombaar
zijn.

We hadden een
kaart van Georgië, maar die was eerder primair. In de straten van deze oude glorie
(in Soviet tijden) kriskrasten de auto’s door mekaar, zoals in Istanbul, hoewel
de dichtheid van ijzer per vierkante meter wat kleiner uitviel. Daarenboven
waren veel karkassen-op-wielen klaar voor de schroothoop. Reclame voor het
“Casino” was er veel meer aanwezig langs de wegen dan richtingaanwijzers.
Alvorens we de autostrade langs de kust hadden gevonden, moesten we een paar
keer de weg vragen. Uiteindelijk lukte het.

Op onze kaart
stond er een groene lijn getekend, redelijk rechtdoor, van Batumi naar Poti,
een industriële stad, meer noordelijk. Het werd snel duidelijk dat “groen” niet
autoweg betekende, en dat “rechtdoor” heel veel kronkels had. De tekenaars
waren er duidelijk vanuit gegaan dat al de noodzakelijke tunnels reeds geboord
waren en dat de wegen ‘ontdubbeld’ waren. Spijtig genoeg is dat nog vele, vele
jaren weg… Om aan het gevaarlijke gekrioel van gammele auto’s en vrachtwagens
te ontsnappen besloten we een ‘rode’ weg naar het Noordoosten te nemen. Veel
slechter kon die immers niet zijn?

Dat was juist
gegokt. De weg was beter, de camions waren niet toegelaten en de sliert van
rokende auto’s was plots verdwenen. In de plaats kwamen de koeien… zij staan
overal langs de weg te grazen; omheiningen zijn hier blijkbaar verboden of
onbekend. Terwijl de weg eigenlijk over twee bergkammen liep, en de snelheid
wegens het bochtenwerk niet al te hoog lag, waren de koeienfamilies wel
degelijk een gevaar, vooral omdat ze ook in verschillende kleuren kwamen,
waardoor de herkenning niet altijd éénduidig was.

Later werden we nog vergast
op varkens, geiten, een paar paarden en, uiteraard, kippen die van de openbare
weg hun tuin hadden gemaakt. Huisjes (allemaal vierkant met een simpel dak in
vier driehoekige segmenten) waren spaarzaam verspreid doorheen het groene,
heuvelachtige landschap. Mensen waren schaars; jonge mensen hebben we niet
gezien. Grotere gemeenten boden een troosteloze aanblik, meestal vergezeld van
geraamtes van vervallen fabrieken. Een kleine honderd kilometer verder waren we
terug op de “grote weg”.

Als de Turken agressief
zijn in het verkeer, kan ik de Georgiërs als roekeloos beschrijven. Messina en
Istanbul staan in de top drie, maar ver, ver achter Georgië. Het rijgedrag in
dit land tart alle verbeelding. Omdat zowel de wegeninfrastructuur als de
kwaliteit van de wagens veel slechter zijn dan in Turkije en Sicilië, zonder
dat de snelheid daarom lager is, wordt autorijden in Georgië een zéér
intensieve, energieslorpende bezigheid, en niet ongevaarlijk. Het lijkt er
sterk op dat al deze mensen niets te verliezen hebben.

Dat laatste zou
best kunnen. Naast wat prestige gebouwen, waar ongetwijfeld enkele burgers hun
brood mee hebben verdiend, is dit land en zijn hoofdstad straatarm. Men schijnt
te wedden op de groei van het toerisme, maar het is mij onduidelijk welke
toeristen hier hun tenten gaan opslaan. Blijkbaar komen er wat Duitsers,
Nederlanders en Amerikanen in de (bloedhete) zomermaanden, doch slechts één
keer. Zowel aan de kust als in de bergen is de verkeers- en de
hotelinfrastructuur onbestaande. De Kaukasus is quasi onbereikbaar en de
Russische grens over land in de praktijk overal dicht.

In Tbilissi
wonen inmiddels twee miljoen mensen. Waarvan ze leven is onduidelijk; taxi is
een beroep waar geen gebrek aan is. Dat minstens twee op drie taxi chauffeurs
het Holiday Inn hotel (tweede grootste) niet weten staan, spreekt boekdelen
over de professionaliteit. Gisteravond bracht een Georgiër van een jaar of
zestig me naar het hotel: hij was universitair geschoold, sprak ook Russisch,
en wat Engels en Duits. Hij vindt geen ander werk dan met zijn verhakkelde
Mercedes rondrijden. Na de “bevrijding” in 1989 (Feest van de Onafhankelijkheid
wordt vandaag gevierd met veel tralala) is de industrie langzaam verschrompeld.
Op enkele opportuniteiten na is er niets nieuws in de plaats gekomen.

Een opmerkelijk
nieuw fenomeen is de verschijning van zeer jonge gipsy’s (5 à 10 jaar) die op
de kruispunten van de straten van Tbilissi agressief bedelen, inclusief hun
hand naar binnen steken door een open raampje om te grabbelen wat op het dashboard
ligt! Ook de Georgiërs begrijpen er niks van, want Roma zijn nooit, in mensenheugenis,
tot hier gekomen. De waarschijnlijke en spijtige conclusie is dat één of andere
maffia een paar camions onfortuinlijke gipsy families in dit straatarme land
heeft gedropt om een uitgeperste appelsien nog wat vocht te ontfutselen.

Toch zijn de
mensen hier, en zeker en vast op het “platteland”, vriendelijk en gastvrij. Ze
zijn ogenschijnlijk ook tevreden met de simpele dingen des levens, waartoe
christelijke devotie hoort. En ook lekker eten en drinken. Wat dat laatste
betreft, mag ik beamen dat de kwaliteit van de wijn in de laatste twintig jaar
fel vooruitgegaan is, terwijl de groenten en het fruit smaken zoals bij ons, … vijftig
jaar geleden!

Nog een paar
dagen en we zijn in het hartland van de Zijderoute!

Tbilissi, 26 mei 2013