Belofte maakt
schuld; ik moet de bezienswaardigheden van de Kaspische Zee nog eens onder de
loupe nemen, want mede door de reisperikelen zijn de steden en landschappen wat
op de achtergrond gedrongen.

Laten we beginnen
in Baku, waar ik exact een week geleden toekwam. Deze stad is één van de eerste
steden in de wereld waar met olie geld werd verdiend, veel geld. Het was snel
ook een van de havensteden met de grootste vervuiling. Terwijl dat laatste
vandaag niet letterlijk en figuurlijk aan de oppervlakte drijft, ondersteunt de
reuk (als de wind uit de goeie richting komt) het vermoeden dat de pollutie
niet is verdwenen. Maar de stad zelf heeft een lange weg afgelegd naar
rehabilitatie.

De oude stad,
daterend uit de 15de eeuw, is prachtig gerestaureerd en heeft
charmante hoekjes, rustig en toch bezig. De nieuwe is een toonbeeld van moderne
architectuur waar, naast het frivole paleis van Eurosong 2012, een imposant
trio torengebouwen staat, ’s avonds verlicht als likkende vlammende, kilometers
ver zichtbaar. Alles is hier te krijgen, inclusief de topmerken (de privé
residentie van de Belgische ambassadeur is boven Hermès – stijl!).

In Baku wordt
het snel duidelijk dat, hoewel vele mensen de islam beoefenen, dit land eigenlijk
seculier is. Langs de promenades flaneren getoiletteerde vrouwen, allemaal met
lang zwart haar en meestal hoge, dunne hakken. Dat de machthebbers (De familie
Aliyev en een twaalftal andere families) niet gespeend zijn van wat megalomanie
blijkt uit de “Promenade des Anglais” langs de kustlijn, en de aanwezigheid van
o.m. een exacte kopie van het Negresco hotel in Nice (hier Four Seasons). Het
is ongetwijfeld aangenaam wonen in Baku, zeker als je over een beetje geld kan
beschikken!

Turkmenbasy is daarentegen
een “dump”, of een gat, zij het, naar verluidt, met een populair strand. We
hebben er weinig van gezien want tussen één uur “s nachts en acht uur ’s
ochtends is er niet al teveel licht. Over licht gesproken: we logeerden in één
van de betere hotels van de stad: mooi wit, grote lobby, enorme vierkante
eetzaal, met zwembad en fitness. Echter was er bij de helft van ons iets mis
met de verlichting, en in het zwembad stond er geel water. Zelf had ik eerst
kamer 605 waar er helemaal geen licht was (voor de goede orde, dit was bij
aankomst na 48 uur ‘overtocht’, om 1 uur in de ochtend). Geen nood, ze zouden
een elektrieker meesturen. Toen ik dat weigerde kreeg ik een andere kamer: 810
zonder licht in de badkamer. Mij wassen dat ging (want ik weet alles aan mijn
lijf nog zijn) maar me scheren heb ik achterwege gelaten.

De tocht naar
de Yangykala Canyon was bijwijlen adembenemend, zowel door de staat van de weg,
als door de off-road stukjes in het zand, als door de vergezichten. De canyon
zelf is een impressionante verzameling van veelkleurige rotspartijen en
sinueuze insnijdingen. De gids vertelde ons dat dit de oude bedding van de Amy
Darya was, een machtige rivier, die vroeger uitmondde in de Kaspische Zee. Wegens
het optillen van de bodem, miljoenen jaren geleden, verlegde de rivier (ook
bekend onder de naam Oxus) haar loop, naar het Aralmeer. (Dat staat nu droog
omdat de Russen in de vijftiger jaren een elfhonderd kilometer lang kanaal
hebben gegraven, om in het Zuiden van Turkmenistan water te brengen!)

Hoewel
Balkanabat, onze volgende slaapplaats, niet direct in de woestijn ligt, want
dichter tegen het kustgebergte, is het omgeven door zand en stenen. Net als
Baku was de kleine stad een pionier in oliewinning, maar met de uitputting van
de reserves, is ze terug in slaap gevallen. Het mooie hotel Nebitchi was onze
eerste deftige slaapplaats in vier dagen. Hoewel het een concours had gewonnen
voor zijn stijl en charme, waren de kamers meestal karig bezet. Toerisme is
geen business van nationaal belang.

Alvorens we in
Ashabad voet zouden zetten, hadden we afspraak in No-khur. Dit bergdorp van
twee duizend inwoners, genesteld in het grensmassief met Iran, is een oase van
dagelijks herders- en boerenleven. Er zijn geen hotels maar wel “homestay”.
Volgens de autoritaire gids “Lonely Planet” is het huis van “Gaep en Ennebui”
de beste plek. Die plek had onze gids uitgekozen. Los van de pijnlijke
ongemakken bij het slapen, is het best een leuke en unieke ervaring, vooral dat
laatste (hopelijk). In No-khur achtten ze zich afstammelingen van de Grieken
(en Romeinen) en huwen quasi nooit met buitenstaanders. Hier is het ook
officieel toegestaan voor een man om drie vrouwen te huwen. Wat me verbaasd
heeft, is dat de inteelt vooralsnog (na twee duizend jaar) geen al te
catastrofale gevolgen heeft gehad. En, het moet gezegd, er lopen hier veel
blauwogigen, wat men niet verwacht in een zuiders land! No-khur is zonder meer een
uitstap in de geschiedenis, terug naar veel vroeger.

Wat we, in het
algemeen gesproken, op alle plaatsen hebben gevonden, “s morgens, ’s middags en
’s avonds, zijn de flatscreens die continu hangen te blèren. Verrassend genoeg
worden deze mensen, die toch relatief traditioneel leven, overspoeld door
hetzelfde soort van plastieken erotiek en postmodern gejangel die ons ook in
het Westen ten deel vallen! Het Russisch mag dan al als taal in verval zijn, de
Russische mtv-achtige programma’s ontbreken zelfs niet op het ontbijt. Terwijl
het regime redelijk wat excentriciteit verbiedt, blijkt al deze rommel wel de
rust te mogen verstoren! Het zegt heel veel over de macht van de hedendaagse
media …

Morgen zijn we
in Mary, vlakbij een andere hoofdstad: Merv of Margiana, een historisch centrum
op de Zijderoute.

Ashabad, 5 juni
2013