In zijn recent
boek “Thinking fast and slow” geeft Daniel Kahneman, gelauwerd psycholoog en
economist, duiding over de werking van onze hersenen bij het oordelen over en
inschatten van problemen. Hij onderscheidt twee systemen: het eerste, snelle,
intuïtieve oordelen en het tweede, trage,
(meer) beredeneerde oordelen. Ik moest aan het boek terugdenken bij ons bezoek
aan Ashabad.

Ashabad is een
unieke stad. Terwijl het intuïtief denken dikwijls de bal misslaat, ook in
normale omstandigheden, blijft het unieke altijd een uitdaging voor onze
standaard reflexen. Zij worden immers vooral gevormd door gewoonten. De
commentaren in onze groep bij het bezoeken van deze “Witte Stad”, gesproken uit
de buik van ons aanvoelen en onze intuïtie, waren daarvan een mooi voorbeeld.

De “Witte Stad”
dankt haar bijnaam aan de witte gebouwen, in het nieuwe, zuidelijke gedeelte. In
het woongedeelte ervan worden de zeer brede lanen geflankeerd door uniform
witte appartementsgebouwen, tot twintig verdiepingen hoog. Het zou me verbazen
mochten dat allemaal marmeren gevels zijn, maar in de ministeriële wijk zijn de
paleizen wel degelijk opgetuigd met marmer. Neen, niet zomaar marmer, maar heel
dikwijls Carrara marmer. Het presidentieel paleis spant de kroon met drie
gouden, glinsterende cupola’s.

Daarnaast staan
er een aantal “monumenten”, een erfenis van de overleden Turkmenbashi:
Onafhankelijkheid (‘91), Neutraliteit (‘95), Aardbeving (‘48), Tienjarig
jubileum (’02). Het éne is al grootser dan het andere, met een overvloed aan
schaarse bouw- en grondstoffen (zoals bv. water). Het gebruik daarvan moet,
zoals dat ook in onze contreien het geval is, een symbool zijn van macht en
rijkdom van de bouwers. Megalomanie, en ongehoord, klinkt het bij de schare bezoekers
– en smakeloos.

Onderwijs,
gezondheidszorg, betaalbare behuizing is er hier voor iedereen. In de oude stad
is het leven relax, lijken de mensen voldaan en loopt de meerderheid van de
dames er gracieus bij. In de nieuwe stad zijn de voetpaden leeg en zindert de
hitte, terwijl een handvol (schone) auto’s tussen twee opeenvolgende lichten
laveren. Het lijkt allemaal chirurgisch rein, zonder winkeltjes zelfs. Dit is mensenvreemd,
hoor ik zeggen.

Tussen de
monumenten door dacht ik aan Versailles, en aan de Zonnekoning. En aan al die arme
stakkers in Frankrijk die darvoor geofferd werden. Miljoenen bezoekers heeft Versailles
inmiddels aangetrokken. Driehonderd jaar later is het megalomane paleis blijkbaar
kunst geworden, ook al moest Louis XIV zijn onderdanen de oorlog injagen om
zijn schulden af te betalen! De paleizen en kathedralen van Rome werden op
dezelfde manier bedacht, en gefinancierd door (naar huidige westerse normen) onrechtmatig
geldgewin van de kerk. Zelfs Houphoët-Boigny, President (en “Papa”) van Ivoorkust,
presteerde het in 1985 om in zijn geboortedorp, plots de nieuwe hoofdstad van het
straatarme Ivoorkust, een gigantische basilica uit de grond te laten stampen. Johannes
Paulus II zag er ogenschijnlijk niet te veel graten in, en Felix behoorde tot zijn
dood tot de vriendkring van Mitterand. Hoe zijn deze Turkmeense projecten
anders te interpreteren dan met wat in Parijs, Rome en Yamassoukro geschiedde?

Wat betreft het
leven zelf in het nieuwe gedeelte van de stad, zit ik met gelijkaardige vragen.
Verdienen de infernale slums van Bombay een hogere waardering voor
“menselijkheid”? Of is de chaotische willekeur in Cairo een gedegen alternatief?
Maar misschien moeten we het zover niet zoeken: vele Amerikaanse voorsteden
hebben brede straten met (dikwijls dezelfde) huizen, omzoomd met schaduwrijke
bomen, op een lap grond van tachtig vierkante meter, afgeschermd met een twee
meter hoge schutting. Overdag gebeurt er niks, en het dichtst bijzijnde
shopping centrum is enkel met de wagen te bereiken. Een huis in een buitenwijk
van Atlanta of een appartement langs een brede boulevard in Ashabad, wat is het
verschil?

Het komt me
voor dat, bij deze confrontatie met de enormiteit van wat er in Ashabad
gedurende de laatste vijftien jaar is gebeurd, onze standaard reflexen deze
witte stad als een witte olifant zien, en het leven hier als ‘niet zoals het
hoort te zijn’. Wellicht zegt dat meer over onze opinies over vrijheid en
democratie, dan over wat we objectief observeren. Laat me benadrukken dat dit alles
uiteraard geen pleidooi is voor een “Witte Stad” project, noch voor het
Turkmeens staatsmodel. Het is wel een aanzet tot relativering en tot
historische reflectie. Terwijl we helemaal geen informatie hebben over wat er
achter de schermen gebeurd, in termen van bv. repressie en spionage, zal de
geschiedenis uiteindelijk oordelen over hoe de Turkmeense bewindvoerders het
leven van hun volk gestaag hebben verbeterd, of niet. Democratie kan niet
getoverd worden, evenmin als vrijheid lang kan onderdrukt worden.

Omtrent de
goede kwaliteiten van het leven hier, eindigde onze gids met “peace”. Badend in
de luxe van een zeventig jaar durende vrede, kunnen wij, Belgen, schouderophalend
verklaren dat vrede toch een doodgewone verworvenheid is? Ik stel me voor dat
een meerderheid van Afghanen en Syriërs vandaag heel wat veil zouden hebben
voor dat éne ongrijpbare goed: vrede.

Moge de vrede
altijd met de Turkmenen zijn, en moge de vrijheid kiemen en bloeien.

Ashabad, 5 juni
2013